De ingebruikname met LUXORplug verloopt volgens andere regels dan bij de ETS. LUXORplug herkent de deelnemers en wat ze kunnen. Zodra uw notebook via de netwerkkabel met de systeemcentrale is verbonden, toont de software automatisch een lijst met de gevonden componenten inclusief parameters en niet-gecodeerde namen. Elk apparaat heeft een eenduidig, slechts eenmaal toegekend nummer, waarmee het steeds weer kan worden geïdentificeerd. U ontwerp het project, geeft het aantal verdiepingen en ruimtes aan en geeft deze een naam. Daarna kunt u de componenten aan de ruimtes toewijzen en ook een niet-gecodeerde naam geven zoals ‘jaloezie kinderkamer’.
De ingebruikname vindt per ruimte plaats. Verbonden apparaten kunnen altijd naar de systeemcentrale worden gedownload en getest. Dit wordt aangevuld met vooraf gedefinieerde standaard (default) kanalen per apparaat en een busmonitoring, als er eens een fout mocht ontstaan. Met LUXORplug maakt u het projectbestand in een handomdraai. En of u nu de installatie bij u op kantoor uitvoert of direct ter plaatse bij de klant: u hebt het allemaal zelf in de hand.